Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD5816

Datum uitspraak2002-01-11
Datum gepubliceerd2002-01-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersC01/287HR
Statusgepubliceerd


Conclusie anoniem

Rolnr. C01/287HR Mr. L. Strikwerda Zt. 9 nov. 2001 conclusie inzake (concl. op verstek) [Eiser] tegen de Ontvanger van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen Venlo Edelhoogachtbaar College, 1. In deze zaak heeft eiser tot cassatie, hierna: [eiser], verweerder in cassatie, hierna: de Ontvanger, bij exploit van 25 juli 2001 gedagvaard om op 10 augustus 2001 te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad, met aanzegging dat hij beroep in cassatie instelt tegen het tussen partijen gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 28 mei 2001. 2. [Eiser] heeft de zaak niet ter rolle doen inschrijven. 3. Bij herstelexploit van 10 september 2001 heeft [eiser] de Ontvanger opgeroepen voor de zitting van 12 oktober 2001. [Eiser] heeft de zaak op de rol van die zitting doen inschrijven. 4. De Ontvanger is op de zitting van 12 oktober 2001 niet verschenen. [Eiser] heeft verzocht verstek tegen de Ontvanger te verlenen. 5. Het op 25 juli 2001 uitgebrachte exploit van dagvaarding is niet ter rolle ingeschreven. Deze fout had kunnen worden hersteld door met bekwame spoed, dat wil zeggen binnen veertien dagen na de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag, een herstelexploit te doen uitbrengen met oproeping tegen een nieuwe rechtsdag. Zie o.m. HR 27 februari 1987, NJ 1987, 559. Zie voorts Hugenholtz/Heemskerk, Hoofdlijnen van Nederlands Burgerlijk Procesrecht, 19e dr., 1998, nr. 58. 6. Het herstelexploit van 10 september 2001 is op de dertigste dag na de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag en derhalve niet met bekwame spoed uitgebracht. Het gevraagde verstek kan dus niet worden verleend. De conclusie strekt tot weigering van het gevraagde verstek. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,


Uitspraak

11 januari 2002 Eerste Kamer Nr. C01/287HR SB Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. J. Groen, t e g e n DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST PARTICULIEREN/ONDERNEMINGEN VENLO, kantoorhoudende te Venlo, VERWEERDER in cassatie, niet verschenen. 1. Het geding in cassatie Bij dagvaarding van 25 juli 2001 heeft eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - aan verweerder in cassatie - verder te noemen: de Ontvanger - aangezegd dat hij beroep in cassatie instelt tegen het op 28 mei 2001 tussen partijen gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, en de Ontvanger gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van 10 augustus 2001. [Eiser] heeft de zaak niet ter rolle doen inschrijven. Op 10 september 2001 heeft [eiser] een herstelexploit doen uitbrengen, waarin als nieuwe rechtsdag vrijdag 12 oktober 2001 werd aangezegd. [Eiser] heeft de zaak ter rolle doen inschrijven. De Ontvanger is ter terechtzitting van de Hoge Raad van 12 oktober 2001 niet verschenen. [Eiser] heeft gevraagd tegen de Ontvanger verstek te verlenen. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot weigering van het gevraagde verstek. 2. Beoordeling van het verzoek tot verstekverlening Het verzuim van inschrijving van de dagvaarding op de rol van de bij dagvaarding aangezegde rechtsdag kan worden hersteld door met bekwame spoed, dat wil zeggen binnen veertien dagen na de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag, een herstelexploit te doen uitbrengen met oproeping tegen een nieuwe rechtsdag. Het herstelexploit van 10 september 2001 is niet binnen veertien dagen na de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag - 10 augustus 2001 - en derhalve niet met bekwame spoed uitgebracht. Het gevraagde verstek moet dus worden geweigerd. 3. Beslissing De Hoge Raad weigert het gevraagde verstek en verstaat dat de instantie is geƫindigd. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 11 januari 2002.